Griepje
Coronaperikelen. Een kort zomerverhaal.
Door Judit Neurink
Ik moet in slaap zijn gevallen. Het is warm in de kamer. De namiddagzon brandt door de dunne gordijnen. Ze hangen stil voor het open raam.
‘Welkom terug.’ Lydia – was dat haar naam? – draait zich naar me toe. Mijn blik glijdt over haar volmaakte lijf en het mijne reageert onmiddellijk. Ze grinnikt. ‘Heet,’ mompelt ze voordat ze haar tong weer in mijn mond steekt. Hier kan ik verslaafd aan raken, denk ik vaag als haar mond zich naar beneden verplaatst.
We vieren samen het eind van de lockdown. Ik stond eindelijk weer buiten mijn stamkroeg een biertje te drinken, toen ze voorbijkwam. Een beetje high van de vrijheid na al het thuiswerken had ik haar er ook eentje aangeboden. Na vijf waren we de anderhalve meter al vergeten. Nog twee later kwam de eerste zoen. Toen had zij voorgesteld om er een feestje van te maken. Als een jonge meid sprong ze achterop mijn fiets.
Feest is het. Ik heb het gevoel dat we weken van isolement aan het inhalen zijn. Ze weet exact wat ik lekker vind.
‘Heb je wijn in huis?’ Precies! Hoe doet ze dat?
Ze komt terug met de fles die ik vanochtend koud heb gezet. ‘Op de vrijheid!’
‘Weet je,’ zegt ze langzaam, ‘het is allemaal een grote samenzwering.’
Ik heb geen idee waar ze het over heeft. Ik wil vooral even niets weten. Loom drink ik de wijn.
Ze beschouwt mijn stilte als een aanmoediging. ‘Bill Gates, weet je wel. Onze immuniteit gaat kapot door 5G. Het virus, dat is maar een griep maar daardoor worden we doodziek.’
Zoveel woorden heeft ze de hele middag nog niet gesproken. Ze vallen ijskoud op mijn blote huid.
‘Gates en de rest van de elite willen ons eronder hebben. En de wereldbevolking halveren.’
Voor mijn geestesoog zweeft het gezicht van mijn beste vriend. Vorige week overleden aan die griep. Zonder dat we afscheid konden nemen.
Ik huiver. Was ik nou helemaal gek, daarnet in dat café?
‘Ik ga douchen,’ zeg ik. Hoe krijg ik haar zo snel mogelijk het huis uit? Mijn God, hebben we onze handen eigenlijk wel eerst gewassen?
In de badkamer grijp ik naar het desinfecterende middel en wrijf het over mijn handen. Ik hoor een telefoon. Bij de deur hoor ik dat Lydia heeft opgenomen.
‘Waar ben je?’ vraagt ze. Ze klinkt opeens zo anders. ‘Nee! Je hebt toch geen ongeluk gehad?’
Ik moet wel luisteren.
‘Positief? Joh, wat een onzin. Het is maar een griep.’ Ze lacht schel. ‘Benauwd? Echt? Ja, nee. Is goed, ik kom eraan.’
Ze ziet me staan. ‘Mag ik eerst douchen?’ Ze heeft haast. ‘Ik moet naar mijn man.’
‘Je man?’ Mijn keel zit dichtgeschroefd.
‘Ja, sorry. We gingen scheiden,’ zegt ze, langs me heen glippend. ‘Hij is opgenomen op de intensive care.’
Vol ongeloof staar ik minutenlang naar mijn wanordelijke bed. In een loop draaien haar woorden door mijn hoofd.
Stoom volgt haar uit de open douchecabine als ze gehuld in mijn handdoek de kamer weer in loopt.
‘Grapje?’ probeer ik onzeker. Er is te weinig zuurstof in de kamer. Ik voel de druk op mijn borst.
Zonder me aan te kijken wurmt ze haar vochtige lijf in nauwe jeans.
Ik zie haar verhitte blos, de zweetdruppeltjes op haar lip. Mijn tong voelt zwaar als lood. Er zit grind in mijn mond.
De deur slaat dicht. Van het haakje dwarrelt een mondkapje als een dood vogeltje naar de grond.
In de badkamer schenk ik het desinfecterend middel uit over mijn lijf. Ik zet de fles aan mijn lippen en neem een grote slok.
Doneren is waarderen: https://juditneurink.eu/steun-judit-neurink/