Kan een crimineel die Robin Hood werd Irak redden?
Eens een crimineel, altijd een crimineel. Dat is wat je na de recente parlementsverkiezingen in Irak veel hoort. Want de winnaar, Mokhtada al-Sadr, was nog niet zo lang geleden een militieleider die het land in een zwarte periode van wraak en moord stortte.
Mokhtada al-Sadr is de enig overlevende zoon van een grootayatollah die samen met zijn andere zoons vermoord is in opdracht van de toenmalige Iraakse dictator Saddam Hoessein. Meer nog dan alle andere Irakezen, wordt het leven van de jonge Mokhtada beheerst door geweld. Saddam, de oorlog tegen Iran en die tegen Koeweit, de Amerikaanse invasie – en een jeugd ondergedoken voor de moordzuchtige buitenwereld.
Het heeft hem gevormd. En dat geldt ook voor de populariteit van zijn vader, die nog immer wordt aanbeden omdat hij zich als een van de weinige sjiitische geestelijken in Irak openlijk verzette tegen Saddam. Daarom was Mokhtada’s verzet tegen de nieuwe Amerikaanse machthebbers onvermijdelijk, nadat die de dictator in 2003 hadden verjaagd. Bij de guerrilla-acties en veldslagen die z’n Mehdi-leger tegen hen voerde, kwamen meerdere Amerikanen om.
Een van de eerste slachtoffers van Al-Sadr’s militie was een vooraanstaande sjiitische geestelijke. Maar ondanks een arrestatiebevel is hij voor die moord nooit vervolgd. Zijn militie speelde een belangrijke rol in de burgeroorlog die in 2005-2007 grote delen van Irak in haar greep hield. Het was een strijd tussen soennieten en sjiieten, waarin de opgebouwde haat van een jarenlange onderdrukking onder Saddam een uitweg zocht. Waarmee ook in feite de weg werd bereid voor Al-Qaida en ISIS.
Het leverde Al-Sadr het etiket crimineel op. Dat hij in de tussenliggende jaren hard heeft gewerkt om dat kwijt te raken, zal weinigen ontgaan zijn, getuige de miljoenen Irakezen die hij op straat bracht – en zelfs naar het regeringscentrum in de Groene Zone leidde, uit protest tegen armoede, corruptie en een falende overheid.
Robin Hood
Mokhtada al-Sadr vond zichzelf opnieuw uit en werd een soort Robin Hood. En zijn coalitie met de communisten die velen in Irak zagen als een lachwekkend project dat gedoemd was te mislukken, werd het succesverhaal van de recente Iraakse verkiezingen. Enig pragmatisme is hem bepaald niet vreemd: hoe verschillend hij en de communisten ook zij, ze delen hun strijd tegen de corruptie. En daarin wisten ze niet alleen miljoenen betogers, maar ook even zoveel kiezers te mobiliseren.
Pragmatisme is eigen aan politici – maar zeker die in het Midden-Oosten. Ik kan een hele reeks voorbeelden opnoemen. Laten we eens beginnen bij de vrouw in zwarte chador, die als de kandidaat voor de communisten in de heilige stad Najaf naar het Iraakse parlement gaat. De samenwerking met de geestelijke Al-Sadr druist al in tegen alle logica – is religie volgens de communisten niet de opium voor het volk? Maar een communiste die haar hoofd op z’n streng-Iraans bedekt, geeft aan pragmatisme een geheel nieuwe betekenis.
Ook Saddam wist er wel raad mee, toen hij tijdens de sancties na de Golfoorlog van 1991 probeerde zijn verarmde en daardoor steeds geloviger wordende volk te lijmen door zich ook als religieus voor te doen. Hij liet zich filmen in de moskee of lezend in de Koran. Voor de oorlog stond hij bepaald niet bekend als gelovig, maar dat kwam nu even beter uit.
Jash
Ook Koerdische politici kennen hun pragmatische oplossingen. De Koerden in Irak zijn jarenlang onderdrukt door Saddam, die daarbij hulp kreeg van Koerden die in het Iraakse leger dienden. Die waren in Koerdistan zeer gehaat, omdat ze ook meewerkten aan Saddams gifgascampagnes tegen hun eigen broeders. Ze kregen de bijnaam Jash, wat ezel betekent.
Desondanks is vrijwel geen Jash vervolgd toen de Koerden in de jaren negentig hun eigen autonome regio kregen. Sterker nog, de grootste partijen PUK en KDP streden om hun loyaliteit omdat zij vaak belangrijke stammen achter zich hadden.
Toen diezelfde twee partijen in de jaren negentig een burgeroorlog om de macht uitvochten, en de KDP op verlies stond, was er de beslissing van de leiding van die partij om dezelfde Saddam die de Koerden haten vanwege zijn gifgascampagnes, te vragen hen te komen redden.
Nog een voorbeeld. De vorige Iraakse premier Al-Maliki heeft zich in zijn laatste termijn de haat van velen op de hals gehaald door zichzelf en de zijnen te verrijken ten koste van de ontwikkeling van het land. Hij speelde ISIS in de kaart door de soennitische minderheid te onderdrukken. Hij onthield de Koerden na ruzie over de olie-inkomsten hun wettelijke aandeel van de nationale begroting.
Diezelfde Maliki heeft bij de jongste verkiezingen het grootste aantal persoonlijke stemmen gekregen. Er zijn blijkbaar nog steeds mensen die menen dat hij voor hun persoonlijke gewin garant kan staan. En ondanks de Koerdische haat die hij over zich afriep, stond de KDP onlangs op zijn stoep om te praten over regeringsvorming. Het is dit pragmatisme dat burgers in Irak zo argwanend maakt.
Eigenbelang
Zonder compromissen kan je niet vooruit, dus enig pragmatisme is onvermijdelijk in de politiek. Maar in Irak lijkt vooral het eigenbelang voorop te staan als ze pragmatische beslissingen nemen. En dat zien kiezers echt wel. Dat is een van de reden waarom ze op de jongste verkiezingsdag zo massaal thuisbleven. De opkomst bleef zelfs ver onder de 50 procent steken – het absolute minimum wil er nog sprake zijn van een werkbare democratie.
Je hoopt dat het tijdelijk is – en een gevolg van onderdrukking, van onbekendheid met democratische waarden. Maar na tien jaar in Irak geloof ik daar niet meer in. Want politici die hun opvoeding en educatie aan het Westen hadden te danken, deden eenmaal terug in Irak vaak precies hetzelfde. Net als mensen die zich tegen de corruptie verzetten, zich eenmaal op het pluche of in een overheidsbaan toch aanpassen aan het systeem – omdat dat hen anders uitspuugt.
En de geschiedenis blijft zich maar herhalen. Wordt die cirkel van geweld, herstel, wederopbouw, geweld wellicht ooit doorbroken als politici iets langer nadenken over de gevolgen van hun zogenaamd pragmatische beslissingen? Als ze de liefde voor hun land eens niet alleen met de mond zouden belijden, maar vooral ook met hun daden laten zien.
Welke regering er ook in Irak wordt gevormd, tot echte veranderingen kan het ook met Al-Sadr niet komen. Hij behaalde slechts 54 van de 165 zetels die nodig zijn voor een meerderheid in het parlement. Hij zal heel pragmatisch coalities moeten aangaan met dezelfde politici die hij als corrupt wilde wippen. Zelfs als deze (ex-)crimineel oprecht is in de wens het systeem te veranderen, dan zal het systeem dat niet toestaan. Daarvoor is de wens alleen niet voldoende. Daarvoor is een politieke aardbeving nodig.