Schade in woonwijken in Hawija. FOTO JUDIT NEURINK
Achtergrond

Compensatie Hawija ‘te weinig, te laat’ – en wat nu?

De Iraakse stad Hawija zal teleurgesteld zijn over de uitkomst van het onderzoek dat bijna tien jaar na de dodelijke Nederlandse aanval is gepubliceerd. Daarin staat niet dat slachtoffers gecompenseerd moeten worden. Alleen dat de compensatie die er kwam ‘te weinig en te laat’ was.

Door Judit Neurink

Een transparantieprobleem. Nederland was afhankelijk van informatie van de Amerikanen die dat deels achterhielden. De Tweede Kamer is keer op keer verkeerd ingelicht. De archieven van Defensie en Buitenlandse Zaken zijn niet op orde en emails en WhatsAppberichten ontbreken totaal.

Dat zijn belangrijke conclusies van de Commissie Sorgdrager, die vier jaar werkte aan een onderzoek naar het Nederlandse bombardement in juni 2015 op een ISIS-bomfabriek in de bezette Iraakse stad Hawija. Maar voor de getroffen burgers die hun stad deels verwoest zagen worden terwijl ze in de hel van een ISIS-bezetting leefden, zijn heel andere punten van belang.

Voor hen is de belangrijkste conclusie van de commissie dat het Nederlandse ministerie van Defensie het bestaan van zeker zeventig burgerdoden door de luchtaanval jarenlang onbenoemd heeft gelaten. En dat als gevolg daarvan er niet serieus is gekeken of en hoe nabestaanden in Hawija gecompenseerd zouden moeten worden.

Als dan onder druk van de Tweede Kamer in 2021 eindelijk een bedrag van vier miljoen euro wordt toegekend voor het herstellen van (delen van) de verwoeste infrastructuur, acht de commissie dat ‘te laat en te weinig’.

Rechtstreeks

Mijn bezoeken aan Hawija hadden mij daarvan al overtuigd, luisterend naar burgers en hulpverleners. Als de Commissie-Sorgdrager in mei 2023 eindelijk met hen kan praten (in 2021 en 2022 wordt zo’n bezoek aan Hawija als te riskant ingeschat) krijgt zij hetzelfde te horen. Burgers verwachtten rechtstreeks door Nederland schadeloos te worden gesteld. Natuurlijk speelt daarbij ook mee dat ze van de Iraakse autoriteiten weinig te verwachten hebben.

De commissie meldt dat slachtoffers, nabestaanden en getroffenen van de lokale bevolking haar hebben laten weten dat ze de gesprekken hebben gewaardeerd. En dat ‘de enorme verwoesting, de schrijnende verhalen over het verlies van naasten en het individuele leed van burgers en ondernemers uit het getroffen gebied, een diepe en blijvende indruk hebben gemaakt op de commissieleden’.

De commissie doet dan ook de aanbeveling dat Defensie bij iedere missie voortaan ook een heldere regeling maakt voor compensatie. ‘Regel daarin wat wel en wat niet wordt vergoed en hoe nabestaanden of slachtoffers in contact komen met Nederland. Houd een zorgvuldige maar korte afhandeltermijn zodat er tempo wordt gemaakt na de calamiteit.’

Te laat

Voor Hawija is dat te laat, en de burgers daar zullen zich nu afvragen wat het rapport uiteindelijk nog voor gevolgen voor hen zal hebben. Want er is geen duidelijke aanbeveling om de slachtoffers en hun families alsnog persoonlijk te compenseren.

En dat terwijl de commissie toch uit gesprekken met advocaten gespecialiseerd in oorlogsrecht heeft opgemaakt dat Nederland wat dat betreft achterloopt op andere landen. ‘Coalitiepartners als de Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië hebben wel juridische regelingen of speciale budgetten voor oorlogsschade, onder andere om langlopende gerechtelijke procedures te voorkomen.’

Bij het doorwerken van de ruim driehonderd pagina’s van het rapport valt mij op dat vooral de rol van toenmalig minister Jeanine Hennis van Defensie wordt gelaakt. Zij negeerde de berichten over burgerdoden (waren de berichten van Iraakse zijde en uit de media wel te vertrouwen?) en bagatelliseerde de aanval keer op keer tegenover de Kamer. Tot die daar na de onthullingen van NOS en NRC eind 2019 eindelijk niet langer genoegen mee nam.

Het is maar goed dat ze inmiddels de VN-missie in Irak (Unami) niet meer leidt, zoals ze na haar vertrek uit Den Haag jarenlang heeft gedaan. Daarbij kwam ze voortdurend in het Iraakse nieuws vanwege haar kritiek op overheidsbeslissingen en maakte zich daarmee ongeliefd omdat ze als partijdig werd gezien.

Ontheemden

Uit het onderzoeksrapport blijkt bovendien dat er bijna tien jaar na de explosie nog steeds geen zekerheid is over het totale aantal doden. Zijn het er zeventig, of wellicht zelfs honderdzeventig? Die onzekerheid heeft alles te maken met het feit dat er in het getroffen gebied veel ontheemden elders uit Irak onderdak hadden gevonden. Vooral mensen die voor ISIS en de gevechten waren gevlucht maar geen kans zagen ISIS-gebied te verlaten. Ze vonden hun toevlucht in bedrijfsruimten, fungeerden ‘s nachts als bewaker en deden overdag klusjes, ontdekte de commissie.

Daarom vindt ze dat er bij het vaststellen van het doel fouten zijn gemaakt, in die zin dat men had kunnen weten dat het ‘industriegebied’ waarin de ISIS-bomfabriek lag, niet onbewoond was.  In dit soort industriële zones wordt zowel gewoond als gewerkt, en dat had volgens de commissie ‘bij een goed voorbereid en geïnformeerd detachement bekend moeten zijn.’

En gezien het Nederlandse voornemen dat er ‘nul’ burgerslachtoffers zouden moeten vallen bij acties die de Nederlanders in Irak uitvoerden, had de locatie geweigerd moeten worden, zo impliceert de commissie.

Burgerdoden

Uit het rapport blijkt trouwens dat ook de Iraakse regering vond dat er te veel burgerslachtoffers vielen bij operaties tegen ISIS. In september 2014 kondigde de (sjiitische) premier Haider al-Abadi aan dat de Iraakse luchtmacht geen aanvallen meer zou uitvoeren op dichtbevolkte gebieden. Volgens het commissierapport was dat een concessie aan soennitische stamleiders die het bevriezen van militaire actie tegen bewoonde gebieden eisten in ruil voor steun aan zijn nieuwe regering.

Mensenrechtenorganisaties klagen al in juli 2014 dat regeringstroepen woongebieden aanvallen om regio’s te heroveren die ISIS in haar opmars door Irak bezet, waarbij honderden burgerslachtoffers vallen. Hawija is vanwege het strategische belang een van de plaatsen die regelmatig wordt bestookt. Bij de aanvallen worden vatenbommen ingezet.

Ook na de toezegging van Abadi blijven de Iraakse luchtaanvallen echter doorgaan in Fallujah en Noord-Irak (Mosul), waarbij honderden burgers omkomen, zo rapporteert de commissie. De oproep van de premier is dus vooral voor de buitenlandse bühne.

Vijandig

Elders in het rapport doet de commissie verslag van een overleg in Bagdad met minister van Defensie Jumaa Inad. Die was daarvoor operationeel commandant in de regio Salah ad-Din (niet ver verwijderd van Hawija) en vertelt dat hij de internationale coalitie alleen luchtaanvallen afraadde als een doel zich te dicht bij een bevolkingscentrum bevond.

Dat gold echter niet voor Hawija, dat volgens hem ‘vijandig’ was en voor ‘negentig procent’ uit ISIS bestond. Ook als hij de uitkomst had kunnen voorzien zou hij de aanval hebben goedgekeurd. Het doelwit (de fabriek waar bomauto’s werden gemaakt) was daarvoor te belangrijk, zo vertelt hij de commissie.

Hier zie je het probleem dat in Hawija nog steeds sterk wordt gevoeld: de vijandigheid en het wantrouwen uit Bagdad jegens heel Hawija, en niet alleen ISIS. Over de rol die dit heeft gespeeld in de besluitvorming heb ik uitgebreid geschreven, want de Amerikanen hadden geen ogen op de grond en waren voor hun inlichtingen deels afhankelijk van Irak, zoals de commissie ook vaststelt.

Als je achteraf weet dat er naar schatting tussen de 50.000 tot 100.000 kilo springstof moet hebben gelegen die de verwoestende secundaire explosies veroorzaakte, dan is het toch moeilijk voorstelbaar dat de spionnen die Bagdad maar met name de Koerden in Hawija hadden, daar helemaal niets van wisten. De commissie bevestigt hun bestaan, en spreekt zelfs met een paar van hen.

De informatie over enkele tankauto’s (wellicht bedoeld als bomauto’s) bij de locatie zijn aan de Koerden doorgegeven, zegt een van hen. De commissie suggereert dat de tankwagens gebruikt zijn om dieselolie aan te voeren die nodig is om in een mengsel met kunstmest zeer zware explosieven te vervaardigen.

Kunstmest

Dat er grondstoffen voor kunstmest lagen opgeslagen lijkt gezien de grootte van de explosie aannemelijk. De aanwezigheid daarvan moet ook lokaal bekend zijn geweest, maar heeft op de een of andere manier de Amerikanen niet bereikt. De commissie gaat hier helaas niet verder op in. Wel op de suggestie dat de secundaire explosie veroorzaakt zou zijn door C4, een krachtige kneedbare springstof voor militaire toepassingen. ‘Er zijn in Irak grote hoeveelheden C4 aanwezig, waarvan een onbekend deel evenals ander (door de VS geleverd) militair materieel van het Irakese leger, door ISIS is bemachtigd.’

De conclusie is dan dat wat er precies op de locatie heeft gelegen niet meer door de commissie vast te stellen is. Maar niet dat inlichtingendiensten gefaald hebben, al valt dat tussen de regels door te lezen. Dat geldt ook voor de vooroordelen in Irak tegen Hawija (als zou het totaal ISIS zijn geweest), en de rol daarvan bij de Iraakse besluitvorming. Maar of dit gevolgen heeft gehad voor de uiteindelijke beslissing, daarover laat de commissie zich niet uit.

Want de commissie-Sorgdrager deed een onderzoek voor Nederland, over het falen van het Nederlandse ministerie van Defensie. Interessant is dat veel van de uitkomsten die Nederlanders minder zullen interesseren, aangeven dat er eigenlijk ook in Irak onderzoek gedaan zou moeten worden naar wat bekend staat als de meest dodelijke luchtaanval op ISIS.

Een onderzoek waar de inwoners van Hawija recht op zouden moeten hebben, maar dat er helaas nooit zal komen.

Mijn boek Geweld is nooit ver weg. Tien jaar berichten uit Irak is nog verkrijgbaar als e-boek.

 

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen. Als veel lezers dit doen, kan ik artikelen blijven schrijven over het Midden-Oosten.

Mijn gekozen waardering € -
Judit Neurink
Judit Neurink is journalist en auteur, en schrijft over Irak en het Midden-Oosten