Misschien werkt democratie toch in Irak
Zowaar een sprankje hoop in Irak: burgers stemden bij de provinciale verkiezingen om beslissingen van de sjiitische overheid die ze haten te pareren. Nu nog meer burgers ervan doordringen dat een boycot die gehate politici juist aan de macht houdt.
Door Judit Neurink
Zou democratie dan toch werken in Irak? Voor het eerst in tien jaar gingen de Irakezen deze week naar de stembus om provinciale raden te kiezen. De vorige waren uitgesteld en vervolgens nooit meer gehouden vanwege de bevrijding van een derde van Irak uit de handen van ISIS en de chaos na die strijd. De opkomst was nog lager dan bij de laatste parlementsverkiezingen: net boven de veertig procent en in delen van Bagdad zelfs nog geen twintig procent.
Het vertrouwen van de burgers in de regering is lager dan ooit. De corruptie, het gebrek aan vooruitgang, het falen om burgers van stroom en water te voorzien, de jeugdwerkloosheid en de armoede – het zijn inmiddels bekende problemen. Daar komt nog bij dat de winnaar van de laatste parlementsverkiezingen, de rebelse geestelijke Moqtada al-Sadr, die toen gefrustreerd de handdoek in de ring heeft gegooid, opgeroepen heeft deze stembusgang te boycotten.
Door zijn toedoen zijn de partijen terug in de macht die onder druk van de jeugdprotesten van 2019 en 2020 het veld hadden moeten ruimen. En zij lijken hun macht nu ook op provinciaal niveau te hebben geconsolideerd. Op een paar opvallende uitzonderingen na.
Boycot
Veel Irakezen geloven niet meer dat de democratie die de Amerikanen na de val van Saddam in 2003 installeerden hen iets goeds kan opleveren. Daar komt wellicht ook de beslissing van Al-Sadr vandaan om tot een boycot op te roepen. Want dat is een berucht stomp instrument, dat helemaal niets met democratie te maken heeft waar het immers om inspraak en meepraten gaat.
Net als toen hij zich terugtrok uit de regeringsformatie, zet hij zichzelf ook nu weer buiten het systeem. Om aan te geven hoe verwerpelijk hij het vindt. Maar met als gevolg dat hij totaal geen inspraak of macht heeft. Het enige machtsmiddel dat hem nog ter beschikking staat is dat van het massaprotest; door zijn miljoenen aanhangers de straat op te sturen om hun onvrede te tonen.
Mosul
De uitzondering op de grote lijn vormt allereerst Mosul, ooit de hoofdstad van ISIS, waar de opkomst met 52 procent duidelijk hoger lag dan in de rest van het land. Hier kwamen velen stemmen om hun weggestuurde gouverneur te steunen.
Najem al-Jibouri, Mosuls militaire bevelhebber tijdens en na de oorlog tegen ISIS, is onlangs als gouverneur gedwongen tot opstappen omdat hij in Saddams tijd ooit lid van was diens Baathpartij. De Amerikanen hadden hem teruggehaald uit zijn nieuwe thuis in de VS om het nieuwe Iraakse leger te versterken. Maar de sjiitische regering in Bagdad meende dat de toen verleende ontheffing van de debaathificatiewet allang verlopen was. Wie ooit Baathlid was, mag geen belangrijke bestuurlijke functie vervullen.
Jibouri’s inzet voor het welvaren van zijn stad botste met de opzet van sjiitische milities om er de economische controle te vergaren. Zijn populariteit bezorgde zijn nieuw opgerichte partij echter vijf zetels, net als de People of Nineve coalitie (met daarin de Koerdische PUK). De grootste Koerdische partij KDP kreeg vier zetels, terwijl zes andere lijsten elk twee zetels wonnen. Conclusie: met hulp van de Koerden kan Jibouri zijn gouverneursbaan terugkrijgen.
Kirkuk
Koerden speelden ook een hoofdrol bij de verkiezingen in de oliestad Kirkuk. De opkomst was daar met 64 procent de hoogste in Irak. Veel bewoners zagen de stembusgang duidelijk als een manier om beslissingen van Bagdad ongedaan te maken. Die had de Koerden bestraft na het mislukte onafhankelijkheidsreferendum van oktober 2017, door haar de macht te ontnemen in Kirkuk.
De succesvolle Koerdische gouverneur werd vervangen door een Arabische. Die draaide een aantal beslissingen terug met betrekking tot Koerden die in Saddams tijd waren onteigend en hun land terug hadden gekregen. Voor Koerden was de overname van Kirkuk door Bagdad onverteerlijk. Zij zien de stad als hun Jeruzalem.
Dus kwamen ze massaal naar de stembus. Ondanks het feit dat duizenden Koerden de biometrische kaart die nodig is om te gaan stemmen niet zouden hebben ontvangen, wisten ze 64 procent van de stemmen te vergaren. De Arabieren kregen 32 procent, en de Turkmenen twaalf procent. Als ze inderdaad een meerderheid van de vijftien zetels in de raad hebben, mogen ze de gouverneur leveren – en zijn ze terug in de macht.
Het grote probleem met de cijfers is dat de Koerdische stemmen verdeeld zijn over de twee rivaliserende Koerdische partijen KDP en PUK. Waarbij de PUK de grootste is. Om iets te bereiken, zullen ze in Kirkuk moeten samenwerken – en de manier waarop dat in Koerdistan de laatste jaren gaat stemt niet optimistisch. Een andere, meer reële optie lijkt dat de PUK, die veruit de meeste Koerdische stemmen vergaarde, een samenwerking aangaat met sjiitische regeringspartijen.
Soennieten
Dat worden spannende coalitiebesprekingen in Kirkuk en Mosul dus – in een land waar na decennia van one party rule het vormen van coalities nog altijd moeizaam gaat. In Anbar, de soennitische provincie die na de bevrijding van ISIS een snelle wederopbouw heeft doorgemaakt, zal het makkelijker zijn. Daar wonnen partijen met banden met de weggestuurde parlementsvoorzitter Halbousi.
En verrassend genoeg werd zijn Taqadoum-lijst ook de grootste in de Iraakse hoofdstad, net voor het grootste sjiitische samenwerkingsverband. Ook hier zou je zeggen dat burgers de stembus gebruiken om de sjiitische machthebbers op de vingers te tikken door zo massaal achter een door hen weggestuurde politicus te gaan staan.
Meer nog speelt hier de boycot van Al-Sadr een rol. Die heeft grote aanhang in sjiitische wijken van Bagdad, met name in de miljoenen wijk Sadr City. Dat verklaart deels de extreem lage opkomst in de hoofdstad (19 procent), die voor Halbousi goed uitpakt. Maar wis ook het effect niet uit van de onvrede onder burgers over de corruptie en het machtsmisbruik van de huidige sjiitische machthebbers.
Of Halbousi zal kunnen cashen op zijn overwinning is de vraag. De kans dat de partij alsnog wordt gediskwalificeerd hangt boven de markt. Maar nog waarschijnlijker is het dat concurrerende sjiitische partijen in de raad zullen samenwerken om hem buiten de macht te houden.
Onvrede
Vooropgesteld is dat voor alle Iraakse politici geldt dat ze in meer of mindere mate corrupt zijn, en dat ze waarschijnlijk stemmen hebben gekocht. En dat veel Irakezen met hun voeten hebben gestemd en door thuis te blijven hun onvrede met hun bestuur hebben willen laten zien. Maar dat betekent niet dat daar ook maar iets mee gedaan zal worden.
Dat hebben Iraakse soennieten tot hun schade en schande geleerd toen ze de eerste verkiezingen na Saddams val (en dus het einde van de soennitische macht in Irak) boycotten. Daardoor hadden ze geen invloed op tal van beslissingen van de eerste regeringen, die nog tot op de dag van vandaag doorwerken. Dat verklaart waarom de opkomst in de soennitische provincies groter is dan in de sjiitische.
Al-Sadr heeft moeite met die les. Toen hij zich terugtrok omdat de regeringsvorming niet ging zoals hij wilde, heeft hij aan macht ingeboet. En door de verkiezingen nu te boycotten zijn geen van zijn aanhangers de komende jaren in staat het beleid van hun provinciale raden te beïnvloeden. Hij heeft zichzelf buiten gezet.
Andere groepen hebben het wel geleerd. Jonge politici die opkwamen als gevolg van de Tashreen-beweging (de jongerenprotesten van 2019 en 2020) stroomden al in in het parlement, en deze keer ook in de provinciale raden. Ze weten: in Irak is de macht corrupt. Maar erbuiten gaan staan levert niets op. Verandering moet van binnenuit komen. En daarom is de volgende uitdaging: haal de burgers terug naar de stembus. En hang het wapen van de boycot voorgoed aan de wilgen.
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen. Als veel lezers dit doen, kan ik artikelen blijven schrijven over het Midden-Oosten.