Bokalen en media voor ons allen
Nederlandse media moeten er zijn voor iedereen in Nederland. Om dat te bereiken zijn listen nodig. De zo fel bekritiseerde divibokaal is exact dat: een stapje op weg naar kleurrijkere media.
Door Judit Neurink
Gesneefd bij een van mijn verhuizingen: de klapper Vrouw in de media die mij en mijn collega’s jarenlang geholpen heeft bij ons streven onze media een betere weerspiegeling te maken van de samenleving. Een handzame klapper met jaarlijkse aanvullingen zodat de keuze al maar groter werd.
Er stonden alleen vrouwen in, gerangschikt op het onderwerp van hun specialisme en geselecteerd op kunnen en willen praten voor radio en TV. Want we wilden als makers (ik heb jarenlang redactiewerk gedaan voor de Nederlandse radio) graag ook iets anders in de uitzending dan mannen.
Het is een moeizaam proces geweest, want hoe deskundig ze ook zijn, vrouwen zijn vaak niet pushy genoeg om in de schijnwerpers te komen. Onder de beste waren er nogal wat die liever bescheiden op de achtergrond bleven. Ze lieten het praten over hun vak liever over aan mannen.
Maar ik was (en ben) voor een samenleving waarin iedereen zijn partijtje mee kan spelen. Om dat te bereiken moet je langs allerlei vooroordelen die ons met de paplepel zijn ingegoten. Meer diversiteit op radio en TV komt er pas als we ons ervan bewust zijn hoe divers de samenleving echt is. Als journalisten hebben we naast ons eigen wereldje onze netwerken. Die gebruiken we allebei als we zoeken naar gasten en sprekers. Die vrouwelijke deskundigen zaten daar vaak nog niet in.
Kleurtje
Datzelfde gold voor buitenlanders, zoals ze in het begin van mijn journalistieke carrière nog heetten. Wel bij mij, want ik had een Marokkaanse echtgenoot en veel vrienden met diverse achtergronden. Ik had me gespecialiseerd in berichtgeving over buitenlanders, vluchtelingen, migranten, minderheden, allochtonen. Mijn notitieboekje met al die namen en telefoonnummers heb ik nog steeds; daardoor was ik jarenlang ook een vraagbaak voor collega’s die iemand zochten met een kleurtje.
Onder de M vind je dus Marokkanen, migranten, Molukkers, Midden-Oosten – maar ook mensenrechten en malaria. Onder de T zitten Turken, Tamils, Tunesië, maar ook thuiszorg en Transport en Logistiek Nederland. Nu is dat reuze ouderwets, maar toen werkte dat uitstekend.
Vanuit de gedachte dat de media een afspiegeling moeten zijn van de samenleving ben ik actief geweest in de NVJ-werkgroep Migranten en Media. Ik heb vanuit diezelfde NVJ de organisatie Mixed Media opgezet en geleid voor de instroom van allochtone journalisten in de media, en On File, een zelforganisatie voor vluchtelingjournalisten die hen moest helpen op weg naar werk in de Nederlandse media.
Want terwijl er steeds meer vrouwen doorgedrongen zijn tot wat ooit een mannenbolwerk was – waarbij nu zelfs meer dan de helft van de redacties bestaan uit vrouwen – gebeurde dat niet op natuurlijke wijze met allochtonen. En wil je een programma maken dat ook voor dat deel van de Nederlandse samenleving aantrekkelijk is, dan heb je journalisten nodig die hun andere achtergrond inbrengen.
Omstreden
Nu is dat niet onomstreden. Ik wil niet alleen klussen doen omdat ik een vrouw ben, en datzelfde geldt voor allochtonen die aan het werk willen in de media. Dat neemt echter niet weg dat ons vrouw- of allochtoon-zijn ook een rol speelt bij de manier waarop we tegen gewone nieuwsonderwerpen aankijken – en daar gaat het nou net om.
Een van de eerste lessen die je als journalist leert, is om je onderwerpen dichtbij jezelf te houden. Wat betekent dat voor mijn moeder, of mijn kleine broertje of grote zus? Mijn tante, mijn buurman? Die vraag heeft voor verschillende journalisten een verschillende uitkomst, en dat is wat een redactie divers maakt. Het gaat er niet om dat je iemand aan het woord laat over de ramadan, de moskee, migratie of radicalisering van allochtonen. Dat gebeurt wel. Het gaat erom dat je die mensen ook laat horen bij alle andere onderwerpen die hen net zo raken als alle andere Nederlanders.
Daarom begrijp ik de ophef over de divibokaal van de NOS niet echt. Nou probeert een omroep ervoor te zorgen dat haar programma’s voor iedereen zijn, en dan is het weer niet goed.
Natuurlijk is de beste manier om meer allochtone journalisten aan te nemen. Dat zijn er trouwens al heel veel meer dan toen ik me daar in de jaren negentig voor inzette. Er moet op redacties echter nog meer gebeuren: er moeten knoppen om. Daarom heeft de omroep tot een paar jaar geleden een diversiteitsbureau gehad, dat op allerlei manieren probeerde programmamakers daarvan te overtuigen. Ik denk – maar ik was er niet meer bij – dat de divibokaal daar een gevolg van is.
Digitaal
Om diezelfde reden is er nu een digitale klapper, het Mediaplatform VIDM (Vaker in de media). Hier zit het lekker allemaal bij elkaar, de vrouwen en de minderheden: ze ‘maken het laagdrempelig voor jou als journalist om in contact te treden met een bredere diversiteit (etniciteit/gender/beroep) aan potentiële interviewkandidaten,’ aldus de website.
Dertig jaar later zijn het nog steeds vooral witte mannen die de talkshows beheersen – al ziet het er wel beter uit dan in de tijd van de vrouwenklapper in mijn bureaula. Toch is er nog steeds een slag te maken. Daarom ben ik bijvoorbeeld aangesloten bij ZijSpreekt, een initiatief van oud-collega Marga Miltenburg om vrouwelijke deskundigen te promoten. Want het gaat nog steeds niet vanzelf. Als vrouwelijke deskundigen moeten we aan de weg blijven timmeren om gezien te worden.
Miltenburg herinnert me eraan dat er tussen 1987 en 1993 jaarlijks een M/V-prijs was, die werd uitgereikt tijdens haar programma M/V-Magazine, voor iemand die goed werk deed op het gebied van emancipatie en een rolmodel was. Ze kreeg veel positieve reacties en media-aandacht.
Voor vrouwen vonden we het heel normaal. We hadden er zelfs een prijs voor. En ook ZijSpreekt zet jaarlijks een van haar leden die bijzonder doeltreffend aan de weg heeft getimmerd in het zonnetje.
Maar als een omroep probeert haar makers te stimuleren om betere radio en TV te maken door buiten het gebruikelijke witte mannenkader te denken, dan is dat opeens iets heel anders. Dan is dat discriminerend, racistisch, verwerpelijk en valt iedereen over elkaar heen op de sociale media.
Doel
Ik ben er altijd vanuit gegaan dat het doel vooral de middelen moet heiligen. Toen het nog zo moeilijk was om allochtone journalisten binnen te krijgen, adviseerde ik de wanhopigen die deur na deur zagen dichtslaan om dan toch maar gebruik te maken van hun persoonlijke extra: die achtergrond. Om zichzelf al werkend te profileren als een waardevolle en all-round collega.
Ooit hebben we gepleit voor quota, maar dat strandde op het onaangename gevoel dat allochtone journalisten alleen op hun afkomst en niet op hun kunnen werden aangesteld. Ik zou er niet voor zijn dat er voortaan op redacties wordt geturfd: hebben we wel genoeg allochtonen in de uitzending? Alleen kan dat wel een manier zijn om journalisten er bewust van te maken dat het wel een kwestie is. Daar was dat malle kleine nepbokaaltje ook voor bij de NOS. Misschien dat de hoofdredactie er een digitale versie van kan maken.
Als je wilt dat media voor iedereen in Nederland worden gemaakt, zijn er soms listen nodig. Die prijs van M/V-Magazine was dat, en de divibokaal ook. Niet meer en niet minder. Het verleden laat zien dat het nodig is. Iedere succesvolle stap die we maken op weg naar kleurrijkere media, moeten we vieren.
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen. Als veel lezers dit doen, kan ik artikelen blijven schrijven over het Midden-Oosten.