Persvrijheid onderuit door uitgeholde status van journalist
Nederland viel 22 plaatsen op de wereldranglijst voor persvrijheid. Dat komt vooral doordat de status van de journalist zo is uitgehold. En alleen samenwerking van mediabazen en journalisten kan dat tij keren.
Door Judit Neurink
De gemeente Zaandam zoekt een zwartlakker. Je kunt tussen de 2700 en 4100 euro per maand verdienen met het in deeltijd censureren van documenten voordat ze naar journalisten gaan die ze via een WOB-procedure hebben opgevraagd.
Gewoon een baan bij de overheid. Maar wel een waarbij je een instrument bent om censuur te institutionaliseren. Omdat de openbaarheid van bestuur in Nederland niet te groot mag worden. Kennis is macht, en hoort bij de politici en de ambtenaren hen elkaar zien opvolgen. En niet bij de journalist, zelfs al is die de vertegenwoordiger wat zo mooi de vierde macht wordt genoemd.
De vacature komt dagen nadat bekend is gemaakt dat Nederland maar liefst 22 plaatsen omlaag is gekukeld op de persvrijheid-wereldranglijst van Reporters Sans Frontieres (RSF). Van zes naar 28. Onder landen als Tsjechië en Namibië. En België, dat op 23 staat en ook een val maakte (van twaalf plaatsen). Maar gelukkig nog wel voor de VS (op 42).
Dat komt vooral omdat de veiligheid van journalisten achteruit is gegaan, met als dieptepunt de moord op Peter R. de Vries. Collega’s zijn bedreigd, soms fysiek aangevallen. En de situatie is dankzij coronaontkenners en extreemrechts zo verslechterd dat de NOS haar naam en beeldmerk van de busjes en microfoons heeft laten halen opdat haar mensen geen doelwit vormen.
Duikeling
Ik heb jaren gewoond in een land dat 172 op die lijst van 180 landen staat, waar ik vergeefse pogingen heb gedaan de Iraakse journalistiek naar een hoger plan te tillen. Daarom begrijp ik echter maar al te goed dat die Nederlandse duikeling een uiting is van een veel groter probleem.
Laat ik vooropstellen: Nederland laat zich slecht vergelijken met Irak. Daar kan je in de cel belanden voor berichten over demonstraties. Je kan vermoord worden voor onwelgevallige berichtgeving over regerende families. Er is geen openbaarheid van bestuur; voorlichters moeten vooral het werk van de minister zo goed mogelijk neerzetten. Je hebt meer kans off the record en anoniem iets te vernemen van een ontevreden ambtenaar.
Want als journalist heb je geen status in Irak. De meeste van hen schrijven voor partij- en overheidsmedia, en zitten dus in de zak bij de politici. Onafhankelijke journalistiek leek in opmars toen ik in 2008 een mediacentrum opzette in Iraaks-Koerdistan, maar het is nooit echt doorgebroken en bij gebrek aan inkomsten is het een na het andere medium ter ziele gegaan.
Status
In Nederland hadden journalisten zich in de jaren dat ze onafhankelijker werden en de kwaliteit van het vak door een groeiend aantal opleidingen omhoogging, een status verworven. Als de waakhond van de democratie. Als degene die de burger van de informatie voorziet die hij nodig heeft om een mening te vormen en in de stembus een keuze te kunnen maken. En het vertrouwen in de journalistiek was (en is) groot, zoals keer op keer uit onderzoeken is gebleken.
Jongeren wilden graag journalist worden, en hun pa en ma vonden dat best. De scholen konden al die aanmeldingen niet aan; de media het aantal afgestudeerden ook al niet. Heel anders dan in Irak, waar het vak niet erg gewild is, en je ouders je afraden ervoor te kiezen.
De vergelijking tussen de journalistiek in Nederland en die in Irak gaat op heel veel punten mank – er zitten niet voor niets bijna 150 landen tussen op de wereldranglijst. Maar een ding hebben ze gemeen: het vak, en daarmee ook de status van de journalist staat onder druk.
De schuld ligt voor een deel bij het internet, waar iedereen alles kan roepen, waar onwaarheden en fake nieuws de wereld in geslingerd worden en dat allemaal gratis en voor niets.
Verschraling
Maar dat is in Nederland niet de enige reden voor de geleidelijke afkalving. De verschraling van het aanbod speelt ook een rol; waarbij mediaconcerns dezelfde content over zoveel mogelijk kranten en tijdschriften verspreiden en (ook hier!) de kleinere zelfstandige media kopje ondergaan. Er is minder ruimte voor originaliteit.
De kwaliteit staat op allerlei manieren onder druk. Jaren geleden hielden media elkaar binnen een concern overeind (Perscombinatie), nu staan verdiensten voorop en moet ieder voor zich z’n broek ophouden. Dat heeft gevolgen voor budgetten en redacties. Terwijl overheden teksten door zwartlakker laten censureren, zagen onderzoeksjournalisten zich gedwongen hun eigen samenwerkingsverbanden op te zetten, en hun verhalen daarna aan de media te verkopen.
Ook zijn er veel meer freelancers gekomen. Toen ik meer dan dertig jaar geleden freelancer werd, was dat nog een uitzondering. Mede door de commercialisering van de mediabedrijven en de uitstroom van de journalistieke opleidingen zou het mij niet verbazen als inmiddels meer journalisten zzp’er zijn dan dat ze in vaste dienst werken.
Tegelijkertijd zijn de freelance-vergoedingen in de loop der jaren nauwelijks aangepast. Freelancers moeten dus meer verkopen om hetzelfde te verdienen. Terwijl hun opdrachtgever hun stukken in meerdere media herplaatst zonder dat daar een evenredige vergoeding tegenover staat, is de markt voor de journalist om zijn werk te verkopen kleiner geworden.
Kwaliteit
Naast hun drukke werk moeten journalisten de sociale media bespelen om dat werk onder de aandacht te brengen en hun naam uit de vergetelheid te houden. Dat alles moet gevolgen hebben voor de kwaliteit; en dan gaat het niet alleen om de tik- en grammaticafouten. Veel freelancers voelen zich stukjespoepers. Voor reflectie is steeds minder tijd.
Tegelijkertijd is er minder aandacht voor het buitenland. Weinig correspondenten zijn nog in vaste dienst, en freelancers die geen andere inkomsten hebben redden het financieel alleen op de drukke standplaatsen. Ook dat leidt tot een verschraling, want media brengen minder buitenlands nieuws en bij de selectie vallen vaak de minder urgente stukken af die wel nodig zijn om een ontwikkeling te begrijpen. Bij een oorlog zoals die in Oekraïne, is er minder aandacht voor andere regio’s. Dat corona anderhalf jaar alle aandacht kreeg, heeft veel correspondenten veel inkomen gekost.
Ik ben me gaan afvragen wat de gevolgen van deze verschuivingen zijn voor de status van de journalist. Die is allang niet meer de man of de vrouw waar de lezer tegenop kijkt omdat hij/zij de waarheid in pacht heeft. Voor een deel van de Nederlanders die internet als hun bron nemen is het juist omgekeerd: die menen dat journalisten met autoriteiten onder een hoedje spelen.
En welke boodschap geven onze media af, door onze stukken niet meer exclusief voor zichzelf te houden, maar ze weg te geven aan wat vroeger de concurrentie was? Wat zegt dat over onze waarde? Nog daargelaten wat het gevolg is voor de media, die met diezelfde stukken steeds meer op elkaar gaan lijken. Maar als onze opdrachtgevers ons zo weinig waarderen, wat doet dat dan met ons publiek? En hoe kwetsbaar maakt het ons?
Concept
De journalist als degene die de lezer, luisteraar of kijker bij de hand neemt om de ontwikkelingen in de wereld te begrijpen lijkt een verouderd concept. In plaats daarvan zijn er een paar journalisten die steeds weer opduiken, en die vooral naar hun mening worden gevraagd. Het wordt niet gewaardeerd als ze zeggen dat ze iets niet weten. En niet alleen door de corona-specialisten die inmiddels Oekraïne-experts zijn. Journalisten moeten opboksen tegen fake nieuws dat zoveel makkelijker te verteren is dan de feiten, en altijd overal een antwoord op heeft.
Om weer omhoog te krabbelen op de wereldladder, moet allereerst onze status omhoog. Er moet meer waardering en begrip komen voor het journalistieke ambacht van berichten, analyseren en samenvatten. Dat kunnen we als beroepsgroep niet alleen. Terwijl wij aan de kwaliteit werken, moeten onze werkgevers het signaal afgeven dat wat we doen, waardevol is. Allereerst door ons behoorlijk te betalen. En ons werk veel beter in de etalage te zetten, als exclusief en vakwerk. Door ons te verdedigen bij kritiek en bedreigingen. En door na te denken over de oorzaken van onze onveiligheid.
De tijd van ‘ach het waait wel over’ is voorbij. Alleen met vereende krachten kunnen we het tij nog keren.
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen. Als veel lezers dit doen, kan ik artikelen blijven schrijven over het Midden-Oosten.