Damascus moet Iraakse fouten na verbod Baathpartij voorkomen
Met de val van Assad is ook de tweede Baathpartij in de regio gevallen. Damascus kan leren van wat er in Irak fout is gegaan in het debaathificatieproces. Om herhaling van de geschiedenis te voorkomen.
door Judit Neurink
De nieuwe regering in Syrië heeft de Baathpartij verboden – de partij die een belangrijk instrument was in de handen van het Assad-regime. Ze was aan de macht sinds de jaren zestig, toen een soortgelijke partij ook in buurland Irak aan het bewind kwam.
Daar, in Irak, is de partij al meer dan twintig jaar geleden ontbonden en verboden. Wat ze gemeen hadden was de druk die ze op samenlevingen legden, als verlengde van de geheime diensten van hun onderdrukkende dictators. En de controle op alle sectoren van het leven, zoals fotograaf Ali Baroodi zich herinnert uit zijn jeugd en studietijd in de tweede Iraakse stad Mosul.
Het was een partij van indoctrinatie, een van de redenen waarom in Syrië de nieuwe machthebbers de schoolboeken en het onderwijssysteem willen veranderen. In Irak werd na de invasie van 2003 onmiddellijk de eerste pagina uit de schoolboeken gescheurd waar de grote leider Saddam werd verafgood.
Irakezen herinneren zich hoe ze op school naar urenlange toespraken moesten luisteren waarin Arabieren werden opgehemeld, en Perzen en Joden werden gedemoniseerd. En ook hoe ouders probeerden hun mening voor hun kinderen te verbergen, want scholen waren verklik-instituten.
Verderf
Het Arabisch woord Ba’ath betekent ‘renaissance’ of ‘verrijzenis’. Maar het bewind bracht in beide landen vooral dood en verderf. Volle gevangenissen, martelingen en executies bedoeld om mensen af te schrikken en in het gareel te houden. Groepen die tegen elkaar werden opgezet. Politieke gevangenen die verdwenen. Geheime begraafplaatsen die vele tienduizenden slachtoffers bevatten. In Irak worden die tot op de dag van vandaag nog ontdekt.
De uitwassen waren verschrikkelijk: de moord met gifgas op naar schatting 180.000 Koerden in Irak en de strafexercities tegen de Syrische stad Hama waarbij zeker 40.000 burgers gedood werden – allebei overigens in de jaren tachtig. En waarvan de slachtoffers pas konden beginnen met het verwerken toen het regime weg was, want herdenkingen waren verboden.
Het verbieden en uitbannen van een partij die zulke tentakels heeft in alle delen van de maatschappij is geen sinecure. In Syrië begint het proces pas, met naast het formele verbod arrestaties en acties tegen elementen van het regime die zich er niet aan willen conformeren. In Irak is het al sinds 2003 gaande en hopelijk kan Damascus leren van de fouten die daar zijn gemaakt, want dat zijn er nogal wat.
Ontbinden
In Irak besloot de Amerikaanse Gouverneur niet alleen alle Baath-ambtenaren te ontslaan, maar ook het leger te ontbinden. In Syrië lijkt de debaathificatie zich te beperken tot de hogere functies in regering en leger. Na jaren van burgeroorlog is het daar vooral belangrijk dat militieleden uit het verzet tegen Assad instromen in het leger. Daar is verzet tegen, bijvoorbeeld van Druzische en Koerdische zijde.
De draconische maatregelen in Irak leidden tot gewapend verzet en uiteindelijk tot de opkomst van ISIS. Veel van Saddams mensen uit leger en veiligheidsdiensten sloten zich aan bij het islamitische verzet en kwamen op belangrijke plekken bij ISIS terecht. En ISIS leidde weer tot de oprichting van sjiitische milities die tegen de radicale groep vochten. Officieel moeten die instromen in het Iraakse leger nu ISIS verslagen is, maar dat gebeurt nauwelijks.
In Syrië probeert ISIS in het vacuüm te stappen dat is ontstaan door het wegsmelten van het Syrische leger. Er zijn aanwijzingen dat de groep actiever is dan voor de val van het regime, al ontkent de inmiddels tot president uitgeroepen Ahmad al-Sharaa dat ISIS een gevaar vormt. De groep was immers al de vijand van zijn eigen HTS-militie, en dat is niet veranderd nu die aan de macht is. Het gevaar is echter dat ook in Syrië ontevreden ex-Baathis hun expertise aan ISIS aanbieden, vanuit de gedachte dat de vijand van mijn vijand mijn vriend is.
Tegenstanders
In Irak wordt het debaathificatieproces ook gebruikt om politieke tegenstanders uit de weg te ruimen. Het is een instrument in de gereedschapskist van de sjiitische regering tegen soennitische politici die te populair worden. Zo kon de populaire gouverneur van Nineveh, Najem al-Jibouri, geen tweede termijn vervullen omdat hij lid van de Baathpartij was geweest om te kunnen opklimmen in Saddams leger. Dat hij had bewezen boven iedere verdenking te staan mocht niet baten.
Datzelfde gold onlangs voor de invloedrijke zakenman-politicus Khamis al-Khanjar, die openlijk kritiek uitte op de debaathificatie-commissie. Die commissie dwong hem vorig jaar vanwege vermeende banden met Baath uit de partij te stappen die hij zelf had opgericht.
De commissie die zich bezighoudt met het debaathificatieproces in Irak is te machtig geworden. Zodanig dat premier Sudani vergeefs heeft geprobeerd haar taken onder te brengen in het justitieel apparaat, zoals zo lang na de val van Baath terecht zou zijn. Het hoofd van de commissie weet zich echter gesteund door veel sjiitische facties en politici, en negeert de aanwijzingen van de premier.
Dat debaathificatie in Irak meer dan twintig jaar later nog doorgaat heeft alles te maken met de angst onder sjiieten dat de soennitische minderheid opnieuw aan de macht zal komen. Saddamaanhangers zijn nog politiek actief vanuit Jordanië, waar de regering de lokale afdeling van diens Baathpartij dat in 2023 tot woede van veel Irakezen officieel toestond. De Dawa-partij van premier Sudani noemde dat een ‘vijandige actie en provocatie’ van Amman.
Onderkoeld
Opvallend is wel dat met alle ophef en sterke gevoelens over de Iraakse Baath-partij, de reacties op het opheffen van Baath in Syrië onder de regerende sjiitische partijen in Bagdad nogal onderkoeld zijn gebleven. Want Assads regering was een bondgenoot van hun buddy Iran. De door Iran gesteunde Iraakse sjiitische milities waren ook actief in Syrië om (samen met de Iraniërs en Hezbollah) het Assad-regime van de ondergang te redden.
Een van de weinigen die parallellen heeft getrokken tussen Assads Baathpartij en die van Saddam was oud-premier Mustafa al-Kadhimi, een relatieve buitenstaander in het sjiitische politieke spectrum. Verder lijkt iedereen te zijn vergeten hoe Assad (tussen 2005 en 2011) heeft bijgedragen aan de groei van radicale groepen in Irak door jihadi’s te helpen met een vrije doorgang naar het buurland.
Vanwege de parallellen is het belangrijk als Damascus er naar het voorbeeld van Bagdad voor zorgt de vele schriftelijke bewijzen van het terreurbewind van de Baathpartij bewaard blijven. Veel van de Iraakse documenten zijn in de VS terechtgekomen en gedigitaliseerd, wat van groot belang is geweest voor wetenschappers en onderzoekers. Al is er nog veel meer te ontdekken; in privécollecties van (Koerdische) politici bijvoorbeeld.
Om Irakezen ervan te doordringen dat zoiets als Baath nooit meer mag gebeuren, is er op alle Iraakse universiteiten een verplicht vak voor nieuwe studenten ingevoerd: de Misdaden van de Baathpartij. Wellicht naar het voorbeeld van lessen over de Tweede Wereldoorlog en Anne Frank in Europa. De herinnering aan de gruwelen in Syrië is nog vers, maar uiteindelijk zal voor de nieuwe generaties iets dergelijks ook aan te raden zijn. De geschiedenis heeft immers de neiging zich te herhalen.
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen. Als veel lezers dit doen, kan ik artikelen blijven schrijven over het Midden-Oosten.